
Wetboek van Koophandel
Artikel 424
[1.] Alvorens boete op te leggen is de kapitein verplicht den betrokkene en de getuigen te hooren in het bijzijn, zoo mogelijk, van ten minste twee schepelingen van gelijken of hoogeren rang, overeenkomstig de monsterrol daartoe aangewezen. Het proces-verbaal van dit verhoor moet door allen, die daarbij tegenwoordig zijn geweest, worden onderteekend. Van weigering om te onderteekenen wordt daarin melding gemaakt.
[2.] Boete kan niet vroeger worden opgelegd dan twaalf uren en niet later dan eene week, nadat het feit heeft plaats gehad, tenzij bijzondere omstandigheden afwijking noodzakelijk maken.
[3.] Elke boete moet onverwijld worden ingeschreven in een daartoe bestemd register, met vermelding van het feit, dat tot de oplegging aanleiding heeft gegeven en van den dag waarop het heeft plaats gehad, alsmede van den dag waarop de boete is opgelegd. Iedere inschrijving moet worden onderteekend door den kapitein en de in het eerste lid genoemde schepelingen.
[4.] Eene boete, niet ingeschreven in het register, wordt geacht ten onrechte te zijn opgelegd.
[5.] De schepeling kan van de oplegging van boete in beroep komen bij de rechtbank van het arrondissement waarin de zetel van het scheepsbedrijf is gelegen. Het beroep wordt behandeld en beslist door de kantonrechter. Het derde lid van artikel 419 vindt overeenkomstige toepassing.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
- Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.